Middeleeuws gotisch schilderij.
Gothic in de schilderkunst dateert uit de jaren 400 – 1350.
Gotische schilderkunst kenmerkt zich door een specifieke schildertechniek. De schilderijen zijn voornamelijk gemaakt op een bord met oorspronkelijk tempera, gevolgd door olieverf. Ook de frescotechniek was gebruikelijk. Het hoofdthema waren religieuze taferelen uit het Nieuwe Testament. Perfecte iconen zijn ontstaan in Oost-Europa. Pas aan het einde van de Middeleeuwen kwam het landschap op, voornamelijk in de schilderkunst van kunstenaars uit het noorden.
De manier van presenteren van de personages was ondergeschikt aan hun hiërarchie. Belangrijkere mensen worden als groter geschilderd, zonder belang te hechten aan anatomisch realisme. Het oppervlak van de schilderijen werd vaak aangevuld met goudvlokken die in de achtergrond of kleding van de afgebeelde personen waren geïntegreerd.
De muurfresco-techniek ontwikkelde zich voornamelijk in Toscane en Assisi, vooral dankzij het werk van Giotto, die hij aan het begin van de dertiende en veertiende eeuw creëerde.
Muurschilderingen buiten Italië waren veel minder populair, door kleinere wandoppervlakken in versierde gebouwen. Hier waren grote, kleurrijke glas-in-loodramen de belangrijkste uitdrukkingsvorm, zo kenmerkend voor gotische interieurs.
Naast de werken van Giotto was de Vlaamse schilderkunst de meest vernieuwende, die streefde naar een realistische weergave van bijbelse taferelen tegen de achtergrond van de omringende natuur.