Madrasa – Moslimschool voor het onderwijzen van religie, meestal gesitueerd in het gezelschap van een moskee, minder vaak als een aparte aanname. De Koran en de traditie werden onderwezen in madrasas (hadith – de mondelinge overdracht van de leer van Mohammed), met bijzondere nadruk op het kerkelijk recht. Het madrassa-gebouw werd meestal gebouwd op een rechthoekig plan, er was een open binnenplaats binnen, en collegezalen waren eromheen gevestigd (vaak in vorm - livans), kamers voor studenten en —mescit.
Mihrab – niche in - moskee, geplaatst op de muur in de richting van - het toilet, Christelijk type - apsis. Gebeden keren zich naar de mihrab die de richting van Mekka markeert.
Mimber is een soort preekstoel in een moskee, in de buurt geplaatst - de mihrab (meestal aan zijn rechterkant), waaruit, tijdens het vrijdaggebed - de imam een preek predikte.
Minaret- hoog, slanke toren met balkons, gebouwd naast - moskeeën of - madrasahs, waaruit - de muezzin riep de gelovigen op tot gebeden.
muezzin – een lagere moslimpredikant die de gelovigen vijf keer per dag oproept om te bidden. De muezzin riep op tot gebed vanaf het balkon op de minaret, maar vanaf het midden van de twintigste eeuw. geluidssystemen begonnen te worden geïnstalleerd in de minaretten.
Naos - wenkbrauw.
Nargile – traditionele waterpijp met een slanke vorm en een decoratieve rookpijp.
Narteks – binnen, vestibules dwars op het schip in vroegchristelijke en middeleeuwse tempels – intern (esonarteks) of extern (exonarteks, ew. exoarthex) – voor de gevel van de tempel.
Odeion (odeon) – antiek overdekt theatervormig gebouw, maar kleiner; hier werden muziek- en zangwedstrijden gehouden.
Lezing – gebouw opgenomen in de - gymzaal, gebouwd op een vierkante plattegrond, open, in de vorm van een binnenplaats, omgeven door portieken. In de bar werden sportoefeningen gehouden – zapasy i dozen, hier ook verzameld voor verschillende geschillen.
pendentieven – concaaf en bolvormig architectonisch element dat de overgang vormt tussen de rechthoekige basis van het gebouw (twee hoeken) een ronde koepel.
Peripteros – oude tempel omringd door één rij kolommen.
zuilengalerij – zuilvormige veranda rond een open binnenplaats of gebouw, ook een kleine tuin omgeven door een zuilengalerij (— portiek).
pilaster – een architectonisch element dat een pilaar imiteert, geplaatst in de gevel van het gebouw, iets uitpuilend voor het gezicht van de muur. Het heeft een constructieve en decoratieve functie.
Portiek – open zuilvormige veranda (of pilaar) gelegen voor de gevel van gebouwen (m.in. kerken), niet zelden een onderdeel - de zuilengalerij, ook een apart gebouw (— stoa).
narthex – vestibule van klassieke Griekse en Romeinse tempels, met een rij kolommen ervoor, en aan de zijkant begrensd door muren.
Propylon – een vrijstaande boog of pyloonvormige poort, dat wil zeggen, de oude Egyptische rechthoekige torens die taps toelopen aan de top, flankerend portaal dat naar de tempel leidt.
Ramadan (zou moeten. Ramadan) – de negende maand van de islamitische maankalender, wanneer strikt vasten en onthouding verplicht zijn van zonsopgang tot zonsondergang.
Skene – onderdeel van het theater; gebouw naast het ronde podium, waarin de acteurs zich omkleedden en zich voorbereidden op de voorstelling, vaak twee verdiepingen.
Stadion – in het oude Griekenland, een racebaan met een amfitheaterpubliek. Het voerde functies uit die vergelijkbaar zijn met - een hippodroom, maar behalve paardenraces waren er ook atletiekwedstrijden.
Stoa – in oude Griekse architectuur een vrijstaande veranda met zuilen (of hal), meestal aan de achterkant afgesloten met een muur. De Stoa diende vaak als overdekte loopbrug, over straat trekken; Ze werden ook in de buurt van de agora's geplaatst.
Stylobat – de basis in de oude architectuur, waarop de tempelcolonnade zich bevond.
Sadivan – wassingfontein gelegen naast moskeeën, waar de gelovigen rituele wassingen uitvoeren voor het gebed.
Serefe – balkon, een kleine galerij op de minaret.
Tabhane – hostel in ottomaanse turkije, een armenhuis voor de gelovigen, inbegrepen - kulliye.
Transept - dwarsschip in kerken gebouwd op een kruisplan, meestal gelegen tussen het schip en het koor.
Juist – monogram van de sultans in de vorm van decoratieve kalligrafie, bijgevoegde belangrijke documenten.
Turbe – sierlijke islamitische tombe in de vorm van een veelhoekige toren, meestal met een conisch deksel; het gewone is ook bekend als turbe, onontwikkeld grafmonument.
Hakkebord – in klassieke architectuur, een driehoekig of gesegmenteerd veld - een fronton, waaromheen liep de kroonlijst. Het timpaan was grotendeels gevuld met een bas-reliëf.
Westybul – vestibule in een seculier gebouw (deze naam wordt echter ook gebruikt in religieuze architectuur), soort gang, ga naar de volgende, meestal de grote zaal.
Vizier – de hoogste hoogwaardigheidsbekleder in veel moslimlanden. In Turkije maakten viziers deel uit van de raad van de sultan – de grootvizier was het equivalent van de huidige premier, en had zelfs meer bevoegdheden.